Mindfulness en boeddhisme

Mindfulness heeft wortels in het boeddhisme. In mijn eerdere bericht over wat mindfulness is schreef ik dat mindfulness in het westen vooral bekend is geworden doordat medici en psychologen met een interesse in meditatie zich gingen verdiepen in de relevantie van mindfulness voor hun eigen praktijk. Door een focus op de technieken hebben deze programma’s mindfulness in zekere zin ook uit de boeddhistische en spirituele context gehaald. In deze post probeer ik de plaats van mindfulness in een breder perspectief van boeddhisme en daarmee in spiritualiteit te plaatsen.

Mindfulness kan ook worden omschreven als het hebben van de juiste aandacht. In het boeddhisme is het een onderdeel van het achtvoudige pad naar bevrijding of verlichting. Als je weinig van het boeddhisme weet zegt dit je waarschijnlijk ook weinig. Dus laat ik bij het begin beginnen.

Om het boeddhisme te begrijpen is het van belang te begrijpen dat het zich net als andere levensbeschouwingen in de loop van haar bestaan heeft ontwikkeld. Je kan in die zin spreken van een vroeg of klassiek boeddhisme en een meer modern boeddhisme zoals wij deze nu in het westen ook tegenkomen. In het licht van vroeg modern boeddhisme past ook het mooie boek ‘Siddhartha’ van Herman Hesse. Mijn doel is om de rol van mindfulness in het boeddisme een plaats te geven en je tegen die achtergrond iets te vertellen over het boeddhisme. Ik begin bij het leven van Boeddha.

Historisch komen begrippen uit het boeddhisme uit het Pali en voornamelijk het Sanskriet. Gewoonlijk wordt veelal het Sanskriet aangehouden. Ik doe dat ook tenzij anders aangegeven.

Boeddha

Het boeddhisme is in de kern gebaseerd op de overleveringen van de boeddha. Boeddha is een mens die de verlichting bereikte door zelf zijn eigen weg te lopen. Dat verhaal begint bij de jonge prins Siddhartha Gautama en gaat over een jongeman die voor het eerst zijn paleis verlaat en daar geconfronteerd wordt met een leven dat hij niet kent. In het paleis is alles perfect. Buiten zijn paleis ziet hij voor het eerst dat mensen oud, gebrekkig en ziek kunnen worden. En ook pijn kunnen lijden en dood kunnen gaan. Hij ziet ook dat mensen een kalme gemoedsrust kunnen bereiken door afstand te doen van aardse zaken. Hij realiseert zich vanaf dat moment dat alles vergankelijk is. Op het moment dat Siddhartha hoorde dat zijn vrouw hem een zoon had geschonken besloot hij te vertrekken en pas terug te keren als hij de verlicht zou zijn. Siddhartha vluchtte het paleis uit en wijdde zicht aan de studie om verlichting te bereiken. Hij ging een eenvoudig leven leiden en kwam in contact met verschillende leraren. Zij leerde hem verschillende zienswijze en technieken, maar hij bereikte niet de bevrijding die hij zocht. Hij sloot zich als laatste aan bij vormen van ascetisme die de lichamelijke behoefte van voedsel, slaap, seks en sensueel genot probeerde te overwinnen. Toen hij na zes jaar dicht tegen de hongersdood aan zat besloot hij te eten. De vijf asceten die hem volgden besloten hem hierop te verlaten. Siddhartha besloot onder een bodhiboom te gaan zitten en te mediteren tot hij de verlichting had bereikt.

Tijdens zijn meditatie kreeg hij kennis en inzicht in de oorzakelijke aard van de werkelijkheid. Bij het opkomen van de zon in het oosten bereikte hij de verlichting en daarmee de bevrijding van samsara. Na zeven weken besloot hij zijn kennis met anderen te gaan delen. Boeddha onderwees als eerste vijf asceten die zijn leer hadden verlaten toen hij in de hongersdood niet de weg vond. Zij vormden de eerste leden van de boeddhistische gemeenschap, ook wel aangeduid als de Sangha. Hij onderwijs hen de aardse werkelijkheid die hij ervoer onder bodhiboom die wordt samengevat in de Vier Edele Waarheden. Deze gebeurtenis wordt ook wel aangeduid als ‘de eerste draai van het dharmawiel’. Ook onderwees hij het middenpad. De weg die niet ligt in extreme vormen maar in het juiste midden om de verlichting te bereiken.

Boeddha nodigde zijn volgelingen uit om zelf na te denken en niet door te gaan op traditie, geschriften, autoriteit of filosofie. Hij spoorde hen aan om alleen die leer te beoefenen die geluk tot gevolg heeft. Boeddha laat zien dat het wat hem betreft gaat om wat er gebeurt in het dagelijks leven, gewoon in de praktijk.

De boeddha concentreerde zich op het lijden en het opheffen daarvan. Dat lijden een gegeven is, wordt de eerste van de vier edele waarheden genoemd. Dit betekent niet dat er alleen maar lijden is maar eenvoudig weg dat er lijden in ons leven is (punt). Dit hangt samen met het idee in het boeddhisme dat al het leven onderworpen is aan een morele causaliteit, karma. Dit is een proces dat daden in het heden koppelt aan gevolgen in de toekomst, zowel in dit leven als in toekomstige levens. Karma gaat daarmee over daden en haar gevolgen. Het begrip karma zelf is neutraal maar wat je doet en wat daaruit volgt kan goed of slecht zijn (goede of slechte karma). Karma bepaalt met andere woorden je lot totdat je de verlichting (nirvana) hebt bereikt en karma geen rol meer speelt. Boeddhisten streven naar het goede karma en het verdrijven van het slechte karma, bijvoorbeeld door liefdadigheid en vrijgevigheid (‘dana’). Naast karma zijn er andere oorzaak-gevolg relaties en ook het toeval wordt als een deel van de werkelijkheid erkent.

De vier edele waarheden

De uitgangspunten in het boeddhisme worden aangeduid als de vier edele waarheden.

  1. De vaststelling van lijden: er is lijden als een bloot gegeven;
  2. De oorzaak van lijden: begeerte, afkeer en verwarring vormen de bron van het lijden;
  3. Het beëindigen van lijden: het afwijzen, ophouden en laten verdwijnen van begeerte;
  4. Het pad dat tot bevrijding leidt: inzicht, deugd, meditatie en via het pad achtvoudige pad.

Na de vaststelling dat lijden een gegeven is. Wij worden ziek, hebben pijn en tot slot is zelfs de dood onvermijdelijk. Wij lijden en dat zijn ontvreden ((duhka). Volgens Boeddha heb je zicht op dit lijden nodig als je de werkelijkheid wil zien om zo spiritueel volwassen te worden. Boeddha keek vervolgens naar het de oorzaak van het lijden en vond deze in de begeerte, de afkeer en de verwarring, ook wel aangeduid als de drie vergiften die zowel ons leven als het leven van anderen gevangen houden. Door deze vergiften kunnen wij niet zuiver waarnemen en raken door in verwarring van zaken als bezit, macht en seks. Het laat ons niet meer zuiver kijken en denken. Wij zijn dan gevangen in samsara. Iedereen is daarmee compleet in verwarring en verkomt dat wij nirvana bereiken. Het laat zien waarom in het boeddhisme onthouding en onthechting soms de nadruk krijgt. De Sangha wordt ook in die zin als een toevluchtsoord gezien, als plaats waar mensen de kans krijgen eenvoudig te leven en het gevangenschap van begeerte te verliezen. Het geschetste beeld lijkt niet heel positief, maar daartegenover zet Boeddha middelen die ons kunnen bevrijden.

Dat brengt ons bij de derde waarheid. Het bereiken van nirvana of afkoeling in het Sanskriet. Nirvana kan bereikt worden door het ontwikkelen van prajna of inzicht. Nirvana kan pas na de dood worden toegetreden. Verlichting hoe prajna de onwetendheid verdrijft en alles helder wordt. Boeddha zegt daarover. ‘In de mate dat iemand zijn gedrag niet gedreven is voor begeerte, afkeer en verwarring dan zal hij spontaan liefde, mededogen, blijheid en onbevangenheid uitstralen.’ Als je de eerste twee eenvoudig kan aannemen als een gegeven dan begint hier de boeddhistisch en spirituele reis. Liefde (metta), mededogen (karuna), blijheid (mudita) en onbevangenheid (upekkha) zijn Nederlandse vertalingen van een vaste formule uit het Pali. Over deze begrippen is een levendige discussie die waarschijnlijk ook geen einde kent. In de kern gaat liefde over het verlangen dat het goed gaat, zoals ouders dan hun kinderen toe wensen. Mededogen gaat over geraakt zijn door het lijden van de ander. Blijheid (mudita) ziet op het waarderen. Blij zijn met wat je in het wel leven gegeven is. De onbevangenheid (upekeha) kan je ook vertalen naar aandacht. Het verwijst daarbij dat je niet zoekt naar wat je fijn vindt en niet naar wat je niet fijn vindt. Het is. Om die toestand te bereiken kan je met behulp van inzicht, meditatie en deugd via het achtvoudige pad de onbevangenheid bereiken en koesteren.

Wat betekent dit in de praktijk? In een hospice waar mensen wonen die minder dan drie maanden te leven hebben sterven er vaak mensen. Vrijwilligers die met gasten aan het bed werken moeten soms wennen aan het omgaan met mensen die gaan sterven. Sommige weten niet wat ze moeten zeggen of worden juist heel druk van de spanning. Bij vrienden van gasten zie je soms hetzelfde of ze komen helemaal niet meer omdat ze zelf niet met de dood geconfronteerd willen worden. Vanuit een boeddhistische visie zal je afhankelijk van de mate waarin je zelf vrij bent van begeerte (2e waarheid) hopen dat het goed gaat met de zieke (metta), en ook geraakt zijn met de situatie waar de gast zich in bevindt (karuna), blij zijn met de aanwezigheid van de gast (mudita). Ik weet dat je lijdt en daarom ben ik bij je. Wat er ook op je afkomt (upekeha). Ik luister naar je, naar je angst, pijn en opluchting. Sommige traditities spreken dan van een boeddhanatuur, maar je kan ook niet-boeddhistisch gewoon spreken van medemenselijkheid.

Samsara

De bevrijding van het lijden of beter gezegd, het Dukkha wordt in de soetra’s aangeduid als de bevrijding van samsara. Samsara is een proces waarin we een oneindige kringloop van ideeën creëren, deze binnen gaan en als het idee verdwijnt, weer een nieuwe creëren. Wij blijven daarbij gebonden aan de wetmatigheden en eigenschappen van het leven die ons gevangen houden en voorkomen dat wij blijvend gelukkig zijn. Omdat het onze eigen denkbeelden zijn en vastzitten in dit proces realiseren wij ons volgens Boeddha niet wie wij werkelijk zijn en wat ons daadwerkelijk drijft. Om daar toe te komen is het onder meer van belang om zuiver waar te nemen. Meditatie kan je daarbij ondersteunen. De bevrijding van het lijden is daarmee vooral ook een mentaal proces. Samsara kent zes domeinen van zijn waarin je wedergeboren kan zijn. Het eerste domein is dat van de mens. Dit is het beste domein omdat je alleen als mens nirvana kan bereiken en een boeddha kan worden. Het tweede domein is als een godheid (deva), gevolgd door demon (ashura), rusteloze geesten (preta’s), helse domeinen zoals het vagevuur en tot slot het domein van de dieren. Boeddhisten ondergaan de kringloop van dood en wedergeboorte tot ze nirvana bereiken. Aangezien het als mens het makkelijkste is om nirvana te bereiken moet je voor een goede karma zorgen in je leven.

Om je te bevrijden van samsara zal je volgens het boeddhisme de vier edele waarheden moeten erkennen en het achtvoudige pad moeten lopen.

Het Achtvoudige pad

Om de vierde edele waarheid, de onbevangenheid (upekeha) of aandacht te kunnen aanvaarden moet een wezen volgens boeddha het achtvoudige pad naar bevrijding lopen. De genoemde elementen vormen niet per se de volgorde die men gaat. Het zijn meer elementen die je op je reis tegenkomt dan dat het een pad is dat je via 1 naar 8 en dan naar bevrijding leidt.

1) Het juiste spreken
2) Het juiste handelen
3) De juiste wijze van levensonderhoud of levenswijze
4) De juiste inspanning
5) De juiste aandacht of mindfulness
6) De juiste concentratie
7) Het juiste inzicht
8) De juist bedoelingen

Deze acht elementen worden vaak samengevat in drie groepen: deugd of moraal (shila, 1-3), meditatie (dhyana, 4-6) en inzicht of wijsheid (prajna, 7-8). Het woord juist verwijst naar de harmonieuze afstemming met de andere elementen. Er zit geen volgorde in het pad maar zij zijn onderling wel verbonden met elkaar. Het idee is de morele ontwikkeling de basis is voor een goede meditatie en de een succesvolle meditatie de ontwikkeling van wijsheid leidt.

Het inzicht sluit aan de op eigen verantwoordelijkheid die boeddha ook de dorpelingen al voorhield. Volg geen dogma maar denk zelf na en volg dat pad. De deugd of moraal gaan over het menselijk gedrag, de woorden, daden en levenswijze. Bij bijvoorbeeld het juiste handelen kan je denken aan niet doden of het niet gebruik maken van geweld. Wanneer iemand dit wel zou doen dan heeft dit negatief karmische consequenties (negatieve karma). Het gaat hierbij om opzet. Per ongeluk op een mier staan heeft geen negatieve consequenties. Ten aanzien van voeding zijn er weer verschillende scholen waarbij sommige (Theraveda) bijvoorbeeld vlees mogen eten zolang het dier niet voor hen geslacht is, terwijl voor anderen (Mahayana) vlees per definitie tot dierenleed en dus uiteindelijk tot vegetarisme leidde. Bij het juiste spreken kan je denken aan het niet uitspreken van negatieve woorden of roddelen. Bij de juiste wijze van levensonderhoud of levenswijze kan je denken aan beroepen die bijdragen aan het lijden van wezens, zoals slager of jager of verkoper van vergif.

Meditatie is essentieel voor de ontwikkeling van de juiste geest die inzicht geeft in de aangeleerde realiteit, vrijheid geeft van negatieve gedachten en uiteindelijk leidt tot nirvana. Meditatie bestaat kort gezegd uit twee fasen, die van kalmte (shamatha) en die van het inzicht (vipashyana). In alle vormen van dit type meditatie ga je van de kalmte of een eenvoudig bewust zijn (van bijvoorbeeld de ademhaling) naar een volgend niveau van helder begrip of inzicht waarin je gevoelens welkom heet (ze bestaan) en leert zien hoe zij ontstaan en hoe zij onze ervaringen (mede) bepalen en daarmee onze gemoedstoestand. Met de inzichtsmeditatie (vipashyana of in pali vipassana) ontwikkel je een geest die je helpt om een diepe duidelijkheid over de aard van de werkelijkheid te scheppen. De juiste aandacht ziet hier op de drie kenmerken van de werkelijkheid, namelijk die van het lijden (duhkha), tijdelijkheid (anitya) en afwezigheid van het zelf (anatman). De weg van meditatie verloopt uiteindelijk via een trance (diepe concentratie zonder afleiding), door vier dhyana’s: los komen van alle begeerte, eenmaal los van de gedachten komt er eenheid van gedachten, loslaten van de begeerte in een kalme tevredenheid en in de vierde dhyana zijn de emoties verdwenen en is de geest zuiver en volledig tot rust zonder een verstoring aan een dualiteit zoals geluk of verdriet. Meditatie is de verandering van binnenuit. Zoals in een vroege sutra te lezen valt: ‘Proberen om zijn uiterlijke wereld te veranderen is de manier van een wereldse man. Proberen zijn innnerlijk te veranderen is de manier van een bodhisattva’. Het pad van boeddhisten kenmerkt zich door de ontwikkeling van vrijgevigheid of schenking (dana) waarmee men loskomt van de gehechtheid van materie en goede karmapunten verdient, moraal (shila) waarmee men de juiste geest ontwikkeld en de meditatie waarmee de laatste stap gezet kan worden.

Prajna, vaak vertaald met wijsheid of inzicht worden traditioneel gezien als een diep inzicht in de vier edele waarheden en is nodig om de bevrijdende verlichting te bereiken. Wijsheid ziet daarbij op de kennis van het bestaan dat mede door meditatie is verkregen. De vertaling van inzicht ziet meer op het inzicht van het doorzien van de waarheid, altijd in de termen van lijden, tijdelijkheid en niet-zelf. Het zien van de wereld door de boeddhistische blik betekent dat men zijn eigen sterfelijkheid en het lijden van alle wezens in samsara niet ontkent. Dit gezichtspunt leidt voor de geoefende geest altijd tot compassie. De werkelijkheid is altijd in beweging, het is niet meer dan een proces. De cellen van een mens vernieuwen zich tijdens het leven ook en zo is de mens ook niet één vaste waarheid, maar iets van tijdelijke aard. Een taal probeert de werkelijk tevergeefs te vangen in vast waarden. Het is dan ook alleen de meditatieve ervaringswereld die ons door de oppervlakkige illusie kan brengen om prajna te ontwikkelen. Het niet-zelf kan ook worden vertaald als ‘niet ego’ waarmee de tijdelijkheid tot uitdrukking wordt gebracht. Hiermee wordt nieuwe energie vrijgegeven. Waar de mens eerst energie gebruikt om het ego te versterken, afweermechanisme te ontwikkelen of te twijfelen over zichzelf kan die energie nu vrij stromen tot een grenzeloze compassie voor andere wezens. In het mahayana-boeddhisme beschrijft dit pad als de hoogste volmaaktheid. Prajna maakt mogelijk om alles helder te zien, als een groot niets of leegte.

Meer praktisch geven leraren zoals Thich Nhat Hanh soms vereenvoudige oefeningen aan hun leken zoals de vijf aandachtsoefeningen. Deze oefeningen zijn ontleend aan de vroegste boeddhistische morele code die ontleend is aan het achtvoudige pad, zoals het niet opzettelijk dode, niet stelen, geen seksueel wangedrag, niet liegen en geen dronkenschap.

De werkelijkheid

Om ons te bevrijden van het lijden is het van belang de werkelijkheid te zien. In het boeddhisme worden er drie kenmerken gegeven van de werkelijkheid (in het sanskriet): lijden (duhkha), vergankelijkheid (anitya) en afwezigheid van het zelf (anatman). Het lijden ziet hier op het verlangen dat nooit beantwoord wordt. Er is altijd beter of altijd meer. De vergankelijkheid gaat erover dat als er een begin is er ook een einde is. Alles komt en alles gaat. Dat geldt voor ons bestaan, maar ook voor onze gedachten en emoties. Mooie dingen gaan en lelijke dingen gaan ook weer. Het niet-zelf verwijst naar het gebrek aan een eigen essentie. Over welk begrip je ook nadenkt. Het heeft geen kern of essentie. Dat geldt voor de krant, een situatie die je meemaakt, jijzelf. Wat is de essentie van de mens, zijn lichaam, emoties, zijn hart, zijn cellen? Het boeddhisme kent geen permanente zelf of een ziel. Het blijft volgens het boeddhisme een stelling die niet te verifiëren is.

In het boeddhisme gaat het over de verhouding tot de werkelijkheid en de werkelijkheid is niet waar te nemen. Toch staan wij iedere ochtend op en heb ik een lichaam en neem ik emoties waar. Het boeddhisme omschrijft dit ook wel als het conventionele of relatieve werkelijkheid. Daar tegenover staat een werkelijkheid waar concepten geen rol meer spelen. Er is leegte. Er is geen zelf, geen object, geen subject. Het boeddhisme ziet hierin de werkelijkheid of de absolute werkelijkheid. De enige realiteit is uiteindelijk niets meer dan een perspectief op de werkelijkheid. Feiten zijn op zijn best gissingen. Wij leven als mens dan met niets meer dan een ervaring die niet met woorden te uiten is. Anders gezegd is alles wat wij waarnemen enkel een realiteit die wij ons inbeelden omdat wij met intellectuele gedachten nu eenmaal graag de wereld ordenen. Dit wordt uiteindelijk niet ervaren als iets dat negatief is of nihilistisch, maar als een bevrijding van een illusie. De bevrijding van vooronderstellingen. Door ons bewust te worden van de lege aard ervan, verdwijnen alles tegenstellingen. Er is dan geen goed of kwaad meer.

Sangha

De Sangha is de gemeenschap van boeddhisten. De eerste leden van de Sangha waren de eerste leerlingen van Boeddha. De Sangha werd daarna uitgebreid met Yashas die als rijke jongeman ook gedesillusioneerd was geraakt door het sensueel genot. Ook Yashas bereikte de verlichting. De vader en moeder van hem traden later ook toe. Uiteindelijk trok de Sangha mensen van alle maatschappelijke niveau’s aan. Later traden ook de tante en pleegmoeder van Boeddha toe tot de Sangha. Op grond van het leven van Boeddha is er dan ook weinig reden om aan te nemen dat vrouwen niet de verlichting kunnen bereiken. Mannen en vrouwen maken deel uit van de Sangha. Wel gelden er andere regels voor hen om complicaties te vermijden als mannen en vrouwen bij elkaar leven. Historisch was de Sangha een groep van bedelmonniken die leefden zoals de traditie voor hen al jaren deed, afhankelijk van schenkingen van anderen. Later werden de schenkingen groter in de vorm van land en goederen waardoor het ook mogelijk werd voor gemeenschappen om zich te vestigen en later kloosters op te richten. Bij de wijding in de Sangha werd een monnik gewezen op de vier bronnen die altijd voor hem aanwezig zijn: onderdak onder een boom, kleding in de vorm van lompen, voedsel en medicijnen in de vorm van aalmoezen en gegist urine van een koe. Het zijn ook deze voorbeelden van onthouding, meditatie, rituelen en geneeskunst die Hij mag daarnaast acht bezittingen: drie gewaden, waterzeef, bedelkom, naald, scheermes en een riem. Als symbool van zijn afstand tot leven in de wereld van de mensen moet hij zijn hoofd kaal scheren en celibatair leven. De ideeën van eenzaamheid en complete afzondering zijn in de Sangha soms nog levende ideeën. Door de lekengemeenschappen over de hele wereld zijn er relatief weinig monniken die hier nog aan vast houden. De ideeën zijn ook niet zo zeer regels maar ervaringen die de weg naar de verlichting makkelijker maken. De Sangha is gemeenschap van boeddhisten. Het woord Sangha wordt gebruikt om alle boeddhisten als gemeenschap te duiden maar ook om de verschillende groepen te duiden. Vaak spreekt men dan over de Sangha Bijlmer. Ook in de tijd van Boeddha ontwikkelde iedere Sangha al een eigen vorm gebaseerd op de leer zoals zij die hadden begrepen.

Boeddhisten die kunnen in hoe zoektocht naar bevrijding van het lijden altijd hun toevlucht zoeken tot het zogenoemde Drievoudige Juweel of Drievoudige Toevlucht: de Boeddha, de Dharma (leer van de Boeddha) en de Sangha (boeddhistische gemeenschap).